Thomas Blommaert: “Achter de confederale of separatistische maskers schuilt een spijkerharde neoliberale agenda”
Uitgever Thomas Blommaert (epo) verwelkomde op 29 september het talrijk opgekomen publiek voor de voorstelling van het boek We Are One in Bozar. Lees hier zijn toespraak.
"Ik ben trots op mijn land en mijn vlag, en de trui dragen die dat vertegenwoordigt, is de grootste eer die een sporter kan hebben. Ik heb echt alles gegeven. Ik heb geprobeerd de decibels van jullie aanmoedigingen om te zetten in watt! De menigte was ongelooflijk! Bedankt, België.”
Het was zondagavond en de nieuwe regenboogtrui van wielerkampioen Julian Alaphilippe rook nog naar nieuw toen Remco Evenepoel – Aalstenaar, oud-voetballer van Anderlecht en PSV maar thans vooral gekend als de kannibaal van Schepdaal – deze tweet de wereld instuurde. Hij sloot af met een tricolore vlag. 180 tekens: meer heb je dus niet nodig om ze bloot te leggen, de tragiek van de Vlaams-nationale kerkfabriek.
Kopstuk van Vlaams Belang Gerolf Annemans zei het deze zomer nog in Knack: “Ooit zal er een momentum komen waarbij wij Vlamingen ons niet zullen laten leiden door de Belgische Grondwet maar door ons verlangen naar onafhankelijkheid.” Het was een echo van wat N-VA-voorzitter en parttime burgemeester van Antwerpen Bart De Wever een paar weken eerder orakelde. Oprechte vraag: wie zijn die "wij, Vlamingen" eigenlijk? En op wie slaat die "ons" in "ons verlangen naar onafhankelijkheid"? Alle geld en energie en alle gratis petten en collaboratievlaggen tijdens de koers ten spijt, loopt tussen de tien en vijftien procent van de Vlamingen warm voor een splitsing van België. Meer niet. In Wallonië is dat niet anders. Vergelijk dat met Schotland of Catalonië waar de helft van de bevolking achter de onafhankelijkheidsvlag loopt.
En toch. Toch is het nationalisme voor de politiek in dit land een cultuurwet en een religie geworden. Met zijn boek dat we hier vanavond feestelijk voorstellen, verstoort David Pestieau de goddelijke orde. Maar zijn argumenten zijn niet zo moeilijk te begrijpen. Hij begint zijn verhaal in de modder, het slijk en de stank van het in juli zwaar door de overstromingen getroffen Pepinster. “Zo ziet een rampgebied er dus uit”, noteert hij. In één adem schetst hij ook de solidariteit die volgde. Duizenden Belgen, van het noorden tot het zuiden, trokken de afgelopen twee maanden hun botten aan en gingen helpen. De taal is gans het volk, proberen nationalisten ons al een eeuw wijs te maken. Wat een leugen. We are one bevrijdt het debat uit dat cultureel taalharnas en duwt het richting klasse. Kijk door die bril en je aanschouwt een ander debat, met andere hoofdrolspelers, belangen en plannen.
Toen ik de eerste versie van het boek had gelezen schoot me een beeld te binnen. Ik dacht: als de wereld een dorp is en Europa een straat, dan is België een statig herenhuis. Het is ouder dan dat van onze Duitse buren of van de Italianen aan de overkant. In de kelder, het gelijkvloers en het eerste verdiep hokt een lange stoet mensen samen. Bezoekers zien meteen: het is er een wildgroei van gyproc muren. Die heeft de huisbaas er de laatste decennia laten plaatsen, met de jaren steeds meer. Zo scheidt hij de Franstalige van de Nederlandstalige bewoners. Het tweede verdiep is een andere planeet. Op een riante oppervlakte woont een kleine kaste. Regelmatig kloppen die van beneden bij hen aan om over de oneerlijke verdeling van de ruimte te klagen en hen erop te wijzen dat ze in verhouding nauwelijks bijdragen voor onderhoud en huur. Maar van boven aan de trapleuning zingt dat select clubje dan het riedeltje dat het al tientallen jaren zingt: "Het is de schuld van jullie Waalse huisgenoten." Of, als de vraag in het Frans door het trappenhuis galmt: "Ce sont les Flamands."
We are one doet je begrijpen tot wat dat verdeel-en-heersspelletje leidt. Of laten we het zo zeggen: Degenen die hun brood verdienen als loontrekkenden of als zelfstandigen hebben alles te verliezen bij de verdere opsplitsing van dit land en alles te winnen bij meer eenheid. Want achter de confederale of separatistische maskers schuilt een spijkerharde neoliberale agenda.
De voorbije weken bezorgden we We are one aan een aantal proeflezers. De meeste reacties varieerden van "Eindelijk!” naar "Het is een goede zaak dat dit allemaal gezegd wordt". Neem Alain Platel, onze grote choreograaf, een van de weinige buitenlanders die, samen met Bob Dylan, Dalida en David Bowie, tot Commandeur des Arts et des Lettres werd benoemd, de hoogste Franse artistieke onderscheiding. Alain, die er niet van verdacht kan worden marxistische sympathieën te hebben, vat het boek als volgt samen: "Een kleine, fanatieke minderheid pleit al decennia voor een splitsing van België. Een overgrote meerderheid wil dat niet. Er zijn allerhande redenen om dat afscheuren tegen te gaan. De mijne is vooral sentimenteel: de wereld is gewoon te klein om hem te blijven verdelen. In het manifest wordt op een zeer verhelderende wijze uitgelegd hoeveel nadelen zo’n geforceerde opdeling met zich zou meebrengen. En in dit debat zijn feitelijkheden belangrijker dan sentimenten. Benieuwd welke tegenargumenten Voka en N-VA kunnen leveren na het lezen van dit naar mijn bescheiden mening érg belangrijk boekje.’
We are one zie ik als een megafoon. Een megafoon kan je in je kast laten liggen. Maar je kan hem ook gebruiken in je straat, je wijk, je werk, op het voetbal. Ik wil bij deze een warme oproep doen om voor die laatste optie te kiezen. De inzet van het boek is niet klein. De auteur legt het al in de eerste pagina’s uit: 2024 wordt een kantelmoment voor dit land. Een grote ineenstorting lijkt op dit moment onwezenlijk. Maar in het Tsjecho-Slowakije van begin jaren negentig was dat niet anders. Tachtig procent van de bevolking was voor het behoud van het land. En toch splitste dat land. Dat scenario is voor België geen fataliteit. “De splitsing van het land kan tegengehouden worden als het volk het zich aantrekt”, schrijft David terecht.